FAMILIE VERHOEVE
Hennie Verhoeve, een Indische Harderwieker
Ik ben een gewone ´Harderwieker´ zegt Hennie Verhoeve, ‘en zo voel ik me ook. ‘Toen wij uit Nederlands-Indië kwamen (september 1950) was ik een jaar of veertien en uit de periode in Nederlands-Indië heb ik nog maar weinig herinneringen. Mijn vader was sergeant der 1ste klasse bij de KNIL maar was erg georiënteerd op Nederland. Wij kwamen met het vliegtuig, een Dakota, naar Nederland omdat mijn broer aan ‘rachitis’ (Engelse Ziekte) leed en de lange bootreis niet zou overleven. We zijn opgevangen in Noordwijk aan Zee en daarna bij boer Petersen op een boerderij in Koudhoorn, gehuisvest.
Daar hebben we het heel goed gehad. Na verloop van tijd moesten we naar Klein Zwitserland in Putten en daarna naar Hotel Stadsdennen in Harderwijk. In Harderwijk kregen we tenslotte een huis aan de Willem de Zwijgerlaan. Mijn vader kon bij de Landmacht aan het werk, maar werd gedegradeerd tot sergeant. Ondanks dat konden mijn ouders hier goed aarden. ‘We zijn nu Nederlanders,’ zei mijn vader, ‘we horen daar niet meer bij.’ Met daar bedoelde hij Indonesië en de Indische cultuur. Mijn vader wilde niet dat we Maleis spraken. Nederlands-Indië was verleden tijd. In Harderwijk voelde ik me thuis. Zomers gingen we hier graag naar het strand , de toegang voor Harderwijkers was 50 cent, mensen van buiten moesten een gulden betalen. ’s Avonds gingen we naar Zeezicht om er te dansen en als het even kon flaneerden we op de Markt, waar een soort jongens- en meisjesmarkt was.
Maar het mooiste plekje van Harderwijk vond ik het oude zwembad De Sypel. Ik heb er zelf nog zwemles gehad van badmeester Foppen. Het bijzondere was dat we er zwemles kregen dat ze er even later zaten te vissen, want oorspronkelijk was het een natuurbad waar een beek in uitkwam. In kreeg hier Nederlandse vriendinnen en ging ik naar de Huishoudschool op de Stationslaan. Het gebied tussen de stad en de Tinnegieter was grotendeels nog weiland en we liepen via het Hoge Pad naar de Stationslaan. De jongens pikten onderweg vaak knolletjes of peren bij de boerderijen. Ik wilde net als mijn oudere zusje Lies graag bij ´s Heerenloo werken, maar omdat ik te jong was moest ik na de Huishoudschool eerst de vormingsklas doen. Toen ik zeventien was mocht ik in de linnenkamer van ’s Heerenloo aan de slag. We fietsten altijd via de Fokko Kortlanglaan naar Ermelo om er te komen.
Hennie (Jacobs) huwde in 1958 met Andries Verhoeve, een militair uit Friesland, die ze in Harderwijk leerde kennen. Het echtpaar woonde eerst in bij haar ouders in Harderwijk en kreeg daar hun eerste kind, Geeske. Het was in die tijd een hele tour een huis te krijgen en mijn man zat er bovenop.
Toch lukte dat niet via de gewone procedure, en uiteindelijk kregen we via bemiddeling van Burgemeester Numan een huis in de Willem de Zwijgerlaan, waar we een van de duplexwoningen kregen toegewezen en bijna tegenover mijn ouders kwamen te wonen. In die tijd kwam ome Jan Tromp, de groenteboer nog wekelijks met zijn ponywagen aan de deur en de groenteboer Van Straalen. Leen Pfrommer , de latere schaatstrainer, kwam bestellingen van de slagerij rondbrengen. Henk Schiffmacher, de later zo beroemd geworden tatoeëerder, deed dat ook, maar die bracht de bestellingen van hun slagerij bij de rooms katholieke geloofsgenoten.
Boodschappen werden strikt volgens de verzuilde regels gedaan. Rooms bij rooms en protestant bij protestant. Dat waren de ongeschreven regels in die tijd. Veel Indische Nederlanders werkten op industrieterrein de Sypel bij Maars, Belpa, Samofa of de Finofabriek. Mijn man heeft zijn hele leven bij defensie gewerkt op de kazernes in de buurt en ik tot de geboorte van mijn jongste kind bij ’s Heerenloo. Ik had altijd Nederlandse vriendinnen en collega’s en dat is ook altijd zo gebleven.
Toen de kinderen wat ouder werden heb ik jarenlang zwemles gegeven bij de Woelwaters en de reddingsbrigade. Daarnaast ben samen met een vriendin gaan hardlopen bij AVVOG. We trainden veel en gingen overal heen om te crossen en wedstrijden te lopen. Dat was het begin van Athlos. Ik stond ook regelmatig achter de bar bij de Sporthal, waar veel mensen kwamen.
‘Jij kent ook iedereen’ zegt haar kleindochter Renske nu, als ze samen door de stad lopen. Mijn ouders wilden nooit meer terug naar Indonesië en mijn man en ik hadden er ook geen behoefte aan. Ik heb het hier goed en ik heb daar niks meer te zoeken. Ook met dat Indische koken heb ik niet zoveel, ik heb geen zin om altijd in de keuken te staan. Ik ben een gewone ‘Harderwieker’ geworden.
Klik op een foto voor een uitvergroting
Column |
Overlijdensberichten |
Recepten |
Wat is Indisch? |
Cursus Indonesisch |
Luisterboeken |
De Indische Harderwijkers | Facebook |
Wijk De Tinnegieter | Facebook |
Herinneringen aan Harderwijk | Blog van Peter Offerman |