FAMILIE ROEMERSMA
Wil Roemersma : 'Ik zie het als mijn plicht
die verhalen uit het verleden te vertellen'
Wil Roemersma, bewaart nog talloze levendige herinneringen aan haar jonge jaren in Harderwijk. Nadat het gezin Roemersma, met twee dochter in Nederland was aangekomen werden ze ondergebracht in Wijhe. Omdat vader Roemersma in Indië militair bij het KNIL was, kon hij bij de Koninklijke Landmacht aan het werk en het gezin kreeg een woning aan de Irenelaan in Harderwijk toegewezen. Moeder Roemersma was zwanger maar ook ziek. Ze bleek te lijden aan tuberculose. Kort na de bevalling werd ze voor een lange kuur opgenomen in Sonnevanck. Vader Roemersma was berucht om zijn strengheid. “Als je niet luistert brengen we je naar Roemersma” was een gezegde in de buurt waar kinderen voor beefden, maar waarin Wil en haar zusje Ellen opgroeiden. Bij afwezigheid van moeder moesten de beide meisjes het gezin draaiende houden. Het jongste zusje, dat aan de Irenelaan werd geboren, overleed in 1954. We mochten niet huilen. 'Bewaar je tranen maar voor later, dan zul je ze nog hard nodig hebben' voorspelde hun vader.
Het had zijn oorzaak in het Jappenkamp waar vader Roemersma tijdens de oorlog gedetineerd was geweest. Na het vallen van de atoombom moest hij de Amerikanen helpen Indië te bevrijden en hij had verschrikkelijke ontberingen geleden. In 1947 ging hij, samen met zijn vrouw en kinderen voor verlof naar Nederland, maar tijdens dit verlof kwam het bevel om direct terug te keren naar Indië vanwege de Eerste Politionele actie. Ook moeder en de meisjes keerden weer terug en werden naar Palembang op Sumatra gebracht. 'Ik heb als kind vreselijke dingen gezien' zegt Wil. Als klein meisje vond ik dat sensationeel, maar nu heb ik er last van. Ik maakte veel dingen mee, en zie die beelden nog steeds voor mijn ogen. Toen, bij het zelfstandig worden van de nieuwe republiek Indonesië, vader Roemersma het aanbod kreeg in Indonesië te blijven wist hij dat zijn leven als voormalig KNIL soldaat, gevaar zou lopen, en koos hij voor repatriëring naar Nederland. In Nederlands-Indië was zijn eenheid met Ambonezen bekend en berucht.
De familie Roemersma heeft een lange geschiedenis, die zich zowel in Nederland als in Nederlands-Indië afspeelde, maar toen Wil na de oorlog naar Nederland kwam kreeg ze het stempel 'allochtoon'. Behalve haar eigen ervaringen heeft Wil veel verhalen gehoord van oudere Indische Nederlanders die ze heeft verzorgd en waarmee ze heeft gepraat. Toen de mensen in Harderwijk werden gehuisvest gingen ze in hun euforie meubels bestellen. De gemeente Harderwijk stak daar snel een stokje voor, want het meubelvoorschot van f 2.500,- diende bij Harderwijker winkels te worden besteed. Op zich niet erg ware het niet dat er kwalitatief slechte meubels werden geleverd. De middenstand is er stinkend rijk van geworden! Dat voorschot is overigens tot de laatste cent terug betaald.
Onze ouders waren streng. We waren Indisch, en dus moesten we ons steeds bewijzen, zegt Wil. Ook op school moesten we 200% ons best doen. Mijn moeder zei wel eens tegen mijn vader 'Jan, je zit niet meer in het kamp', want daar was hij een ander mens geworden. Dat speelde niet alleen in ons gezin, maar in veel gezinnen van Indische afkomst. De mannen waren vaak beroepsmilitair en dat maakte het er ook niet gemakkelijker op. Vader Roemersma is uiteindelijk opgeklommen tot kapitein bij de Koninklijke Landmacht en kreeg een Koninklijke Onderscheiding, maar de KNIL heeft hij nooit los kunnen laten. Het bleef een KNILLER in hart en nieren. Hij heeft het de Nederlandse regering nooit kunnen vergeven dat het KNIL in 1950 werd opgeheven. 'Ze hebben ons verkocht en verraden' was een uitdrukking die hij vaak gebruikte. Hij was verbitterd maar vertikte het om zijn hoofd te buigen! Het verleden bleef aan hem vreten tot hij op zijn 52ste levensjaar plotseling aan een hartinfarct overleed.
Wil schets in een kort bestek het huwelijk van veel Indische Nederlanders. 'Ze hadden met veel pijn en moeite de oorlog overleefd en daarna volgde de hereniging. De mannen hadden vaak opgesloten gezeten in een kamp, en de vrouwen hadden 'op wat voor manier ook' overleefd. Niet alleen moesten ze voor zichzelf te zorgen, maar ook voor hun kinderen. De mannen vroegen zich vaak af hoe ze dat gedaan hadden en geloofden de verhalen van hun vrouwen maar half. Scheiden was echter uit den boze, want wat zouden die Nederlanders wel niet denken. Kortom, men bleef bij elkaar maar gelukkige huwelijken waren zeldzaam. 'Heel triest' zegt Wil nu ze er op terug kijkt.
De moeder van Wil was na haar kuur in Sonnevanck goed hersteld. Ze kreeg nog twee kinderen, die een mildere opvoeding kregen. Met die twee kinderen is het overigens niet goed gekomen en Wil en haar zus Ellen hebben afstand genomen van deze broer en zus die inmiddels beide zijn overleden. Zus Ellen was verpleegkundige in het AZU, maar is na het overlijden van haar vader in Harderwijk gaan werken om voor haar moeder te zorgen. Moeder was in Indië een luxe levensstijl, met verzorgend personeel gewend en vond het moeilijk dat los te laten. Wil huwde als enige uit hun gezin en kreeg drie kinderen, waarvan er èèn in Harderwijk woont. Van haar generatie- en landgenoten weet Wil dat ze over het algemeen geen gemakkelijke jeugd hebben gehad, maar dat ze juist daardoor ook in staat zijn geweest om moeilijkheden die ze hier tegenkwamen te overwinnen. Maar de geschiedenis is nooit ver weg, en soms komt dat ook op onverwachte ogenblikken weer boven. Het koloniale verleden heeft diepe sporen nagelaten, niet alleen bij de eerste, maar zeker ook bij de tweede generatie. Wil is weduwe, en kijkt terug op een roerig leven.
Ook haar eigen echtgenoot had een oorlogssyndroom en een leed aan een geestesziekte en ook haar huwelijk was dus niet gemakkelijk. 'Ondanks het feit dat we zijn gescheiden ben ik altijd voor hem blijven zorgen. Niet alleen voor hemzelf, maar ook voor onze kinderen. Daar ben ik achteraf dankbaar voor'. Behalve drie kinderen heeft Wil drie kleinkinderen waar ze intens van geniet.
Tijdens mijn jeugd in Indië heb ik niet veel luxe meegemaakt. Het was een leven in kazernes of achter prikkeldraad, maar soms heb ik heimwee naar de geurtjes en de sfeer. Ik ben nooit terug geweest, maar wat er was zal ik er ook zeker niet meer vinden. Ik was graag samen met mijn moeder nog eens teruggegaan, maar die kon dat niet vanwege de conditie van haar longen. Ze was wel gezond, maar kon zo'n grote reis niet aan. Als ik ooit nog eens terug ga zal ik er niet meer vinden wat ik er heb achtergelaten
Ik voel me verplicht de geschiedenis te vertellen zoals die is geweest. Dat ik in weelde leef is aan de oudjes te danken en daarom vertel ik hun verhaal. Van veel van die oudjes, (niet van allemaal), heb ik een hoge dunk en hun nagedachtenis wil ik in ere houden. Zelf hoef ik daarin niet vooraan te staan maar ik fungeer als doorgeefluik voor hun verhalen. Niet iedereen heeft daar overigens belangstelling voor, maar ik ben er van overtuigd dat latere generaties er toch weer interesse in hebben. Rijkdom is weten waar je vandaan komt en de verhalen van je voorouders kunnen vertellen.
Klik op een foto voor een uitvergroting
Column |
Overlijdensberichten |
Recepten |
Wat is Indisch? |
Cursus Indonesisch |
Luisterboeken |
De Indische Harderwijkers | Facebook |
Wijk De Tinnegieter | Facebook |
Herinneringen aan Harderwijk | Blog van Peter Offerman |