FAMILIE LA MAÎTRE
Veel mensen kennen Ben La Maître vanuit De Witte Herberg, het bekende pannenkoekenhuis in het centrum van Ermelo, waar hij, samen met echtgenote Wil, 35 jaar lang de scepter zwaaide.
Ben is in 1940 geboren in Nederlands-Indië in de plaats Kota Radja, waar zijn vader als militair diende bij het KNIL. In 1942 werd ook daar de oorlog voelbaar toen de Japanners binnenvielen en zowel de vader als moeder van Ben werden geïnterneerd. De kinderen moesten met hun moeder mee, dus ook de twee kleine jongens werden opgesloten in een kamp. Ben La Maître liep er een darmcatarre op, waar hij ook zijn latere leven nog veel last van ondervond.
Na de bevrijding in 1945 was de gezondheidssituatie van vader La Maître zo slecht dat hij naar Nederland moest om te worden behandeld in een militair hospitaal. Het gezin ging naar Hilversum, waar ze onderdak vonden bij familie. Toen vader genezen werd verklaard moest hij terug naar Nederlands-Indië om er zich te melden voor de strijd tegen de TNI, het Republikeinse leger en weer ging de familie mee.
Ben weet zich deze lange bootreizen nog te herinneren, vooral de slaapplaatsen in de grote scheepsruimen, waar op stapelbedden werd geslapen. Voor de jongens was het een groot avontuur. In 1949 bleek dat de Republikeinen die voor onafhankelijkheid stredende strijd gingen winnen van Nederland en werd de reis naar Nederland nogmaals gemaakt, nu voor een definitief verblijf. ‘Mijn moeder maakte onderweg voor ons kleding van oude dekens, want het waren koude winters in die tijd.’ Vader La Maître stelde zich op het standpunt dat er geïntegreerd moest worden dus Ben en zijn broer kregen een paar klompen om aan te trekken naar school en een pet om het af te maken.
Daar werden ze ontvangen als ‘pinda’s’ dus kwamen de klompen goed van pas als wapen in de strijd met de nieuwe klasgenoten. De opvoeding van de kinderen was, conform het geloof van zijn moeder, streng rooms katholiek. In Harderwijk beleefden Ben en zijn broer een goede periode. ‘We gingen naar school en speelden, speelden en gingen naar school en zo zag het leven er eruit. We hadden geen geld, maar vermaakten ons in de bossen met spelen en het klimmen in bomen. Als ik een hockeystick nodig had, maakten we die zelf. Op zondag mocht er weinig, maar toen we wat ouder werden gingen we wandelen in de buurt van de Strokel. De meisjes linksom, de jongens rechtsom. Zo draaiden we om elkaar heen. En ontstonden er stelletjes.
In Hotel Stadsdennen verbleven we met een grote groep lotgenoten, die allemaal in dezelfde situatie zaten en elkaar dus begrepen. Daarbuiten was dat anders. Daar was Nederlands-Indië ver weg of had men er niet van gehoord. Mijn vader heeft, zeker toen hij ouder werd, veel last gehad van een kampsyndroom, maar daar wisten ze toen niet mee om te gaan, de man heeft veel geleden. Ook toen ik zelf later in mijn leven last kreeg van mijn spijsvertering, tengevolge van ondervoeding gedurende mijn jeugd in het Jappenkamp, begreep men dat niet. Gelukkig werden we geholpen door een huisarts, die zelf uit Nederlands-Indië afkomstig was en die mijn klachten kon duiden. Gelukkig ben ik genezen, maar het was kantje boord.’
‘Begin 1950 kregen we een huis in de Stadsdennen. Dat was een hele vooruitgang; een eigen huis. Mijn vader moest voor de inrichting een lenig afsluiten van 1.500 gulden en met rente terugbetalen. Het was geen vetpot in die tijd. In 1953 mochten we bijvoorbeeld nog kleding uitzoeken die was ingezameld voor de slachtoffers van de watersnoodramp.
Daarvan was zoveel over dat het ook voor andere vluchtelingen mocht worden bestemd.’ Ben, zijn echtgenote Wil en zijn ouders zijn later voor een lange vakantiereis terug geweest naar Indonesië. ‘Mijn ouders vonden het geweldig. We zijn op zoek gegaan naar plaatsen waar we vroeger gewoond hadden, maar konden niet alles terugvinden. Mijn moeder had moeite met de gewijzigde verhoudingen. ‘Ze hebben geen respect meer voor ons’, zei ze, toen de autochtone bevolking niet meer opzij ging voor haar, zoals dat vroeger wel gebeurde. Toch bleek dat veel Indonesiërs nog graag met Nederlanders spraken, want we werden op straat regelmatig aangesproken en uitgenodigd. Maar dat ging in het verborgene.
Men mocht niet zien dat ze met Nederlanders omgingen.’ Zelf heeft Ben af en toe last van het verleden. Door zijn drukke bestaan in De Witte Herberg is hij daar tijdens zijn werkzame periode nauwelijks aan toegekomen, maar nu speelt het verleden soms op.
Succesvol geïntegreerd, dat zeker, maar het verleden wis je niet zomaar uit. Soms kan dat zomaar de kop opsteken. Je moet ermee leren omgaan, de ene keer lukt dat beter dan de andere.
Column |
Overlijdensberichten |
Recepten |
Wat is Indisch? |
Cursus Indonesisch |
Luisterboeken |
De Indische Harderwijkers | Facebook |
Wijk De Tinnegieter | Facebook |
Herinneringen aan Harderwijk | Blog van Peter Offerman |